Peak-Oil

Uit Duurzame Energie Wiki
Share/Save/Bookmark
Ga naar: navigatie, zoeken
Bestand:Hubbert peak oil plot.svg
Een productiecurve, voorgesteld door M. King Hubberts in 1956
De hubbertpieken bij de aardoliewinning in Nederland 1945-2009

De Hubbertpiek, ook wel Peak Oil genoemd, is het moment waarop een piek wordt bereikt in de olieproductie — gebaseerd op een mathematisch model dat in 1956 werd ontwikkeld door M. King Hubbert, een Amerikaanse geofysicus uit Texas in dienst van Shell. Het model laat zien hoe de olieproductie in de Verenigde Staten zou kunnen verlopen, maar kan ook worden toegepast op mondiale olieproductie, andere fossiele brandstoffen als aardgas en steenkool.

Model[bewerken]

Tijdens de winning van bijvoorbeeld olie of andere delfstoffen zal de opbrengst een levenscyclus doorlopen. Ergens in die levenscyclus zal een maximale productie per tijdseenheid optreden. Zodra de winning meer energie kost dan zij oplevert zal deze worden gestaakt.

De olieproductie volgt normaliter een klokvormige, (normale) verdeling als deze grafisch wordt weergegeven, waarbij de maximale waarde wordt bereikt als ongeveer de helft van de winbare olie reeds is opgepompt. De productie neemt eerst traag toe, dan versnelt deze, komt op zijn hoogtepunt, de Hubbertpiek, vertraagt weer en neemt vervolgens eerst snel en daarna weer traag af totdat het veld is uitgeput.

Enkele uitzonderingen daargelaten houdt deze theorie stand voor een individuele oliepomp, een olieveld, een groep olievelden, een regio en waarschijnlijk ook voor de wereld als geheel. De onderliggende geologische redenen hiervoor zijn uiteenlopend en te uitgebreid om hier te bespreken, behalve dat olie moeilijker en kostbaarder wordt om op te pompen naarmate olievelden ouder worden en verder uitgeput raken.

M. King Hubbert[bewerken]

De Peak Oiltheorie werd opgesteld door de geofysicus M. King Hubbert. Hij stelde dat de olieproductie uit een reservoir een curve zou vormen met een piek bij de helft van de uiteindelijk opgepompte hoeveelheid olie. In zijn analyse gebruikte hij een grafiek die de Hubbertcurve wordt genoemd. Hij paste deze stelling toe op de 'Lower 48', de staten van de VS, exclusief Alaska, Hawaï en de Golf van Mexico.

In 1956 voorspelde Hubbert zo dat de olieproductie in de VS eind jaren zestig, begin zeventig op zijn hoogtepunt zou zijn om daarna te dalen. Pas nadat begin jaren '70 bleek dat hij gelijk had gekregen, werd zijn theorie alsnog serieus genomen.

Ontdekkingen[bewerken]

Alvorens olie kan worden gewonnen, dient deze eerst te worden ontdekt. Aangezien in de Verenigde Staten de ontdekkingen van nieuwe olievelden reeds piekten in de jaren dertig en ook een normale verdeling volgden, kon M. King Hubbert inschatten wat de uiteindelijke hoeveelheid olie zou zijn die aldaar zou worden gewonnen, en dus ook wanneer de helft ervan opgepompt zou zijn. Dat gebeurde circa 40 jaar later dan de ontdekkingspiek. Wereldwijd piekte het aantal ontdekkingen halverwege de jaren '60. Sinds 1984 wordt wereldwijd meer olie geconsumeerd dan nieuw ontdekt. In 2005 werd voor elke vier geproduceerde vaten olie maar één vat ontdekt.

Tijdstip van de Hubbertpiek[bewerken]

De voorspelling over de Amerikaanse olievelden kan ook op globale schaal worden gezien. In essentie stelt Hubbert's theorie dat de olieproductie zal pieken ongeacht de technologische verbeteringen die plaatsvinden. De vraag is alleen wanneer dat tijdstip zal zijn. Volgens sommigen is de piek zelfs al geweest, namelijk op 15 december 2005 (bron: Boek: Beyond Oil - The View From Hubbert's Peak door Kenneth S. Deffeyes). Volgens anderen (oliemaatschappijen, OPEC) zal de piek plaatsvinden in de periode 2020 - 2030. Weer anderen nemen aan dat de Hubbertpiek zal plaatsvinden in het eerste decennium van de eenentwintigste eeuw, dus voor 2010.

Feit is dat sinds 2006 de olieproductie wereldwijd afneemt bij toenemende vraag en dat daardoor de prijs gestaag stijgt.

Een achterblijvende olieproductie in combinatie met een gelijktijdig toenemende vraag naar energie leidt immers tot een opwaartse druk op de olieprijs.

Gevolgen[bewerken]

De Hubbertpiek wordt gezien als het einde van het eerste deel van het olietijdperk: dat van goedkope, overvloedig beschikbare energie en een immer stijgende economische groei. Na de Hubbertpiek begint het tweede deel van het olietijdperk, waarbij we worden geconfronteerd met steeds schaarser en duurder wordende energie. Het moment waarop de neerwaartse beweging inzet heeft vermoedelijk een grote sociale en economische impact, omdat de moderne samenleving in grote mate afhankelijk is van olie als leverancier, niet alleen voor energie, maar ook als grondstof voor tal van producten.

Over de toekomst na Peak Oil zijn de meningen verdeeld; volgens sommigen zal de hele wereldeconomie (en de beschaving) ineenstorten. Sommigen denken dat het vooral voor de Westerse beschavingen grote veranderingen zal veroorzaken, terwijl de armere landen - die toch al niet zoveel energie gebruiken - minder pijn zullen lijden. Anderen verwachten een soft landing, waarbij we op een duurzamere en energiezuinigere manier zullen leven. En weer anderen geloven in de technofix: de wetenschap zal wel met een oplossing komen.

Afhankelijk van het moment waarop en de snelheid waarmee de olieproductie begint te dalen, kan energiebesparing een grote bijdrage leveren tegen redelijk beperkte kosten.

Zoals bij vrijwel iedere theorie heeft het Hubbertmodel voor- en tegenstanders. De voornaamste protagonisten zijn Colin Campbell en P.M. Laherre. De critici worden aangevoerd door Michael Lynch. Campbell en Laherre hebben de voorspelling van Hubbertpiek bijgesteld naar de periode 2004-2015 en waarschuwen voor een grote oliecrisis in de eerste decennia van de 21e eeuw.

Michael Lynch voert aan dat de Hubbert's theorie zich uitsluitend baseert op geologische omstandigheden. Op wereldschaal is de geologie geen leidende factor, maar spelen economische politiek, marktvraag en opsporings- en winningstechnologie een doorslaggevende rol in de productie. De productiedata die als input van het model dienen, sporen daarmee niet met de aannames van het model. Lynch beweert daarmee impliciet dat er sprake is van modeloverspanning.